Bijna alle materialen bevatten sporen van natuurlijke radioactieve elementen (uranium, thorium of het radioactieve isotoop van kalium, K-40). Soms is er sprake van in de natuur voorkomende radioactieve materialen (“Naturally Occurring Radioactive Material” - NORM). Dat is ook het geval in de meeste bouwproducten. De concentratie van in de natuur voorkomende radioactieve stoffen is er vaak erg laag, maar in bepaalde gevallen kan die concentratie hoger zijn dan de gemiddelde waarden in het leefmilieu in België. Bepaalde gesteenten bevatten met name meer natuurlijke radioactiviteit dan andere; dat geldt eveneens voor bepaald gerecycleerd industrieel restmateriaal dat soms gebruikt wordt bij de productie van bouwmaterialen.
Een hogere concentratie van in de natuur voorkomende radioactieve stoffen creëert niet noodzakelijk een aanzienlijk risico van blootstelling aan radioactiviteit. Dat is ook afhankelijk van de manier waarop het bouwmateriaal gebruikt wordt: gebruik aan de oppervlakte, bijvoorbeeld als trottoir of siersteen, zal doorgaans geen belangrijke blootstelling veroorzaken.
De Europese Commissie heeft een wetgevingskader gedefinieerd voor de natuurlijke radioactiviteit van bouwmaterialen: de richtlijn 2013/59/Euratom vraagt om toezicht op de blootstelling van de bevolking afkomstig van bouwmaterialen. Deze blootstelling moet worden beperkt tot minder dan 1 mSv/jaar en de lidstaten moeten eventuele bouwmaterialen identificeren die “zorgwekkend [zijn] vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming”.
Om te voldoen aan deze verplichtingen heeft het FANC het toezicht op bouwmaterialen opgenomen in zijn programma voor radiologisch toezicht op het grondgebied. Inmiddels zijn al meer dan een honderdtal stalen geanalyseerd. Tot op heden is geen enkel bouwmateriaal geïdentificeerd dat een blootstelling van meer dan 1 mSv/jaar kan veroorzaken.
In de onderstaande grafiek staan de gemiddelde concentraties van natuurlijke radioactieve stoffen (uitgedrukt in de vorm van een “concentratie-index”) van verschillende categorieën van bouwmateralen die geanalyseerd werden door het FANC. Een concentratie-index van minder dan 1 betekent dat er geen enkel risico is van overschrijding van het referentieblootstellingsniveau van 1 mSv per jaar. Als de index groter is dan 1, moet rekening gehouden worden met de specifieke eigenschappen van het materiaal (densiteit, dikte, ...) om het blootstellingsrisico te evalueren.
Figuur 1: Concentratie-index voor verschillende categorieën van bouwmaterialen. De kleuren wijzen op de relatieve bijdragen van radium (blauw), thorium (rood) en kalium (geel).
De grafiek toont aan dat alleen granieten vloertegels een index groter dan 1 hebben. Een woning wordt echter niet volledig in graniet gebouwd en bij het blootstellingsrisico moet rekening gehouden worden met het reële gebruik van het bouwmateriaal – in dit geval wordt het gebruikt als vloertegel. Bij de berekening voor een persoon die in een ruimte woont met standaardafmetingen, bestaande uit bakstenen muren en een betonnen vloerplaat bedekt met granieten tegels, komen we tot een dosis van ongeveer 0,2 tot 0,35 mSv – wat lager is dan het referentieniveau van 1 mSv. De bijdrage van de granieten vloertegel aan deze dosis is veel kleiner dan die van andere belangrijke bouwstenen van de ruimte, zoals geïllustreerd in het volgende schema:
Figuur 2: bijdrage aan de externe blootstelling van verschillende bouwstenen van een standaard ruimte. De totale dosis is 0,35 mSv. Granieten vloertegels leveren een bijdrage van ongeveer 10% aan deze blootstelling. De details van de berekening zijn te vinden in de rapporten van radiologisch toezicht.
>> Aanvulling - informatie voor professionals