- Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, of het Non-Proliferatieverdrag (NPV)
- Multilateraal stelsel van de nucleaire non-proliferatie
- Veiligheidscontroleovereenkomsten
- Aanvullend protocol
- Rol van het FANC
Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, of het Non-Proliferatieverdrag (NPV)
Oorsprong
Vanaf het begin van de jaren zestig, midden in de Koude Oorlog, was de internationale gemeenschap bezorgd over de conventionele en nucleaire wapenwedloop van de twee toenmalige supermogendheden (VS en Sovjet-Unie). Daarom besloot de internationale gemeenschap toen om zich van de wettelijke middelen te voorzien om een halt toe te roepen aan de proliferatie van kernwapens en de nucleaire ontwapening aan te moedigen.
Het was uiteindelijk de verdienste van Ierland, omdat zij in 1961 – bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties - een ontwerp van resolutie indienden waarmee aan alle staten gevraagd werd inspanningen te leveren om tot een internationaal akkoord te komen. De kernwapenstaten zouden de controle niet afstaan en afzien van het gebruik, terwijl de staten die geen kernwapens bezaten zich als tegenprestatie engageerden om er geen te produceren.
In 1964 werd de zaak voorgelegd aan het Comité van de 18 over de ontwapening van Genève (sindsdien de Ontwapeningsconferentie). De onderhandelingen waren lang en moeilijk en het was pas op 10 juni 1968 dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de tekst van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) aannam. Het NPV trad in werking op 5 maart 1970.
Twee categorieën van staten
Om goed de verschillende bepalingen van het Verdrag te kunnen begrijpen, moet men in de eerste plaats weten dat het NPV twee categorieën van staten erkent :
- kernwapenstaten (KWS) : de staten die voor 1 januari 1967 een kernbom hadden vervaardigd (Verenigde Staten, Sovjet-Unie, Verenigd Koninkrijk, China en Frankrijk)
- niet-kernwapenstaten (NKWS)
Wat voorziet het NPV ?
Verplichtingen van de lidstaten
- De KWS verbinden zich ertoe om : (a) kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen, of de beschikkingsmacht over zodanige wapens of explosiemiddelen, noch direct, noch indirect over te dragen; (b) een NKWS niet te helpen, aan te moedigen, of zelf te bewegen kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen te vervaardigen of te verwerven, of de beschikkingsmacht over zodanige wapens of explosiemiddelen te verwerven (artikel I).
- De NKWS verbinden er zich op hun beurt toe : om dergelijke overdrachten of beschikkingsmacht noch direct, noch indirect te aanvaarden, om geen kernwapens te vervaardigen of te verwerven, en evenmin hulp dienaangaande te zoeken of te verkrijgen (artikel II); daarenboven verbinden ze er zich toe om de controle door het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) van al hun nucleaire installaties te aanvaarden en daarvoor met het Agentschap een overeenkomst, genaamd de « veiligheidscontroleovereenkomst », af te sluiten (artikel III).
Compensaties die aan de NKWS worden toegekend in ruil voor het afstaan van
- In artikel IV voorziet het NPV het volgende : (a) niets in het Verdrag mag het onvervreemdbare recht schenden om het onderzoek met betrekking tot de productie en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden te ontwikkelen; (b) de ontwikkeling van de internationale samenwerking met het oog op het vreedzaam gebruik van kernenergie ;
- De voordelen of toepassingen van kernexplosies zijn ter beschikking van iedereen volgens een specifieke te definiëren procedure (artikel V, sindsdien in onbruik geraakt door het Internationaal verdrag over het totale verbod op kernproeven - CTBT).
Nucleaire ontwapening
De partijen (de onderhandelaars hebben de nucleaire grootmachten niet met de vinger willen wijzen, terwijl het de KWS zijn die in de eerste plaats betrokken zijn) verbinden zich ertoe om te goeder trouw onderhandelingen te voeren voor de beëindiging van de nucleaire bewapeningswedloop (artikel VI).
Duurzaamheid van het Verdrag
In 1995 werd het NPV, ter gelegenheid van zijn herzieningsconferentie, onvoorwaardelijk verlengd voor onbepaalde duur.
Universaliteit van het NPV
Op dit ogenblik zijn er slechts drie staten die een belangrijk nucleair vermogen bezitten en geen partij zijn bij het NPV en dat zijn India, Israël en Pakistan.
Multilateraal stelsel van de nucleaire non-proliferatie
Het NPV vormt dus de basis van het multilateraal stelsel van de nucleaire non-proliferatie. Langzamerhand heeft het zich verrijkt met andere instrumenten die rechtstreeks of onrechtstreeks ontstaan zijn uit het NPV.
In dit verband vermelden we :
- de veiligheidscontroleovereenkomsten en hun aanvullend protocol ;
- de verdragen die kernwapenvrije zones creëren (o.a. Afrika, Latijns Amerika en de zone van de Stille Oceaan) ;
- het CTBT (Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty) ;
- de nucleaire exportcontroleregimes (Comité Zangger en Nuclear Suppliers Group) ;
- de SALT-akkoorden (akkoorden die in de jaren ‘70 werden afgesloten tussen de VS en de Sovjet-Unie met als doel een gedeeltelijke ontmanteling van de nucleaire arsenalen te bekomen en waarvan de effectieve toepassing slechts plaatsvond na de val van de Berlijnse muur) ;
- het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal.
Veiligheidscontroleovereenkomsten
Wereldwijd
Overeenkomstig artikel III van het NPV moeten de NKWS met het IAEA een akkoord afsluiten waardoor laatstgenoemde in alle nucleaire installaties van alle NKWS kan verifiëren of de aangegeven basismaterialen en de bijzondere splijtbare materialen niet werden aangewend voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen; deze overeenkomst wordt de “Overeenkomst inzake veralgemeende veiligheidscontroles” genoemd.
Onder politieke druk van hun partners hebben de NKWS aanvaard om bepaalde van hun installaties – die ze zelf gekozen hadden – aan de veiligheidscontroles te onderwerpen; dit zijn de “Voluntary Offer Agreements”.
In de NKWS, die geen partij zijn bij het NPV, blijft het veiligheidscontrolestelsel van het IAEA dat voorafging aan het NPV de boventoon voeren en worden er veiligheidscontroleovereenkomsten m.b.t. een bepaalde kerninstallatie geval per geval met het Agentschap gesloten (bv. daad van politieke ‘goede wil’, eis van een leverende staat). Deze akkoorden worden de « Infcirc 66-akkoorden » genoemd (Infcirc 66 is de informatierondzendbrief van het IAEA waarin de regels vermeld staan die de verificatie- en controleactiviteiten van het IAEA regelden voor de inwerkingtreding van het NPV).
Binnen de Europese Unie
De Staten die de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gesticht hebben (EGA of Euratom) hadden reeds sinds 1957 begrepen dat de ontwikkeling van de nucleaire industrie onlosmakelijk verbonden was met een strikte controle ervan. Het artikel 2 van het Euratomverdrag voorziet dat de gemeenschap door middel van gepaste controles dient te garanderen dat het kernmateriaal niet gebruikt wordt voor andere doeleinden dan deze waarvoor het bestemd is. Hoofdstuk VII van het Euratomverdrag organiseert de controles die de Commissie in de kerninstallaties van alle lidstaten moet uitvoeren (met inbegrip van de civiele kerninstallaties van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk).
Op 5 april 1973 ondertekenden de zeven NKWS die toen lid waren van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (België, Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland) en het IAEA een akkoord met het oog op de uitvoering van artikel III van het NPV.
In België organiseert de wet van 20 juli 1978 de modaliteiten waardoor de IAEA-inspecteurs de toelating hebben om de controle- en verificatieactiviteiten die voorzien zijn door de controleovereenkomst van 1973 op ons grondgebied tot een goed einde te brengen.
De NKWS van de Europese Unie en zelfs, in mindere mate, haar twee KWS, vertonen op het gebied van de veiligheidscontroles de eigenschap om te worden onderworpen aan de controles van twee internationale inspectoraten: deze van Euratom en deze van het IAEA.
Aanvullend protocol
Als reactie op de eerste Golfoorlog en de ontdekking van een clandestien nucleair militair programma in Irak, ging de internationale gemeenschap er van uit dat de verificatie van het kernmateriaal, zoals voorzien in de veiligheidscontroleovereenkomsten, geen voldoende garantie meer bood op het gebied van de non-proliferatie. Het bleek noodzakelijk om het IAEA te voorzien van de vereiste middelen om niet-aangegeven kernmateriaal en nucleaire activiteiten te kunnen detecteren. In mei 1997 tenslotte nam de Raad van Gouverneurs van het IAEA een model van aanvullend protocol bij de veiligheidscontroleovereenkomsten aan.
Het aanvullend protocol kan een aanvulling vormen bij om het even welk soort van veiligheidscontroleovereenkomst.
De dertien NKWS van de Europese Unie (Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Zweden), de EGA en het IAEA ondertekenden op 22 september 1998, een aanvullend protocol bij hun veiligheidscontroleovereenkomst van 1973. Tegelijkertijd ondertekenden ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk een aanvullend protocol bij hun veiligheidscontroleovereenkomst.
De wet van 1 juni 2005 regelt de uitvoering van het aanvullend protocol op het Belgisch grondgebied.
Rol van het FANC
Het FANC draagt bij aan de uitwerking van de standpunten die België verdedigt op het gebied van nucleaire non-proliferatie.
Het neemt actief deel aan de discussies m.b.t. de veiligheidscontroles die op het IAEA of binnen de bevoegde fora van de EU doorgaan. Het werkt de voorontwerpen van wetten uit die bestemd zijn voor de uitvoering in België van de relevante internationale juridische instrumenten. Het begeleidt de internationale inspectoraten (IAEA en Euratom) bij hun controle- en verificatieopdrachten overeenkomstig de veiligheidscontroleovereenkomst en haar aanvullend protocol. Het zorgt voor de interactie met de operatoren en de inspectoraten, evenals met de betrokken entiteiten van de bevoegde internationale organisaties. Het beheert de regelgeving m.b.t. de eventuele geschillen die zich tijdens de inspecties of daarbuiten kunnen voordoen.
Het FANC organiseert seminaries voor de nucleaire sector en zo nodig voor de betrokken Belgische entiteiten, over de evolutie van het multilateraal nucleair non-proliferatiestelsel en, meer in het bijzonder, over de veiligheidscontrole.