Radioactiviteit van bouwmaterialen

Wetgevingskader

België heeft de richtlijn 2013/59/Euratom omgezet via een herziening van het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen. Er werd een nieuw artikel toegevoegd (artikel 70/1) over de controle van de blootstelling van de bevolking die veroorzaakt wordt door bouwmaterialen.

Dit artikel heeft betrekking op bouwmaterialen die vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming als zorgwekkend zijn aangemerkt. Deze kunnen deel uitmaken van de in Bijlage XIII van de Richtlijn opgenomen Indicatieve lijst van bouwmaterialen, zoals bedoeld in artikel 75, namelijk:

1. Natuurlijke materialen
a) Aluinschalie;
b) Bouwmaterialen of additieven van natuurlijke magmatische oorsprong, zoals:
granitoiden (zoals graniet, syeniet en orthogneis);
porfier;
tuf;
puzzolaan;
lava.

2. Materialen op basis van restmateriaal uit industrieën die van nature voorkomend radioactief materiaal verwerken, zoals:
vliegas;
fosfo(r)gips;
fosforhoudende slakken;
tinslakken;
koperslakken;
slib van de aluminiumproductie;
restmateriaal van de staalproductie.

Op basis van de in deze lijst opgenomen bouwmaterialen en eventueel andere informatie waarover het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) beschikt, voert het Agentschap in haar radiologisch toezichtprogramma controles en gerichte metingen uit om eventuele vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming zorgwekkende bouwmaterialen te identificeren. 

Conform de Europese richtlijn legt het algemeen reglement het referentieniveau voor blootstelling van de bevolking aan bouwmaterialen vast op 1 mSv per jaar. Deze dosis houdt alleen rekening met een externe blootstelling die veroorzaakt wordt door gammastraling die uitgezonden wordt door radioactieve stoffen die aanwezig zijn in het materiaal.

Aangezien via de door het FANC uitgevoerde metingen geen “zorgwekkende bouwmaterialen vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming” geïdentificeerd konden worden, is er geen algemene verplichting om de radioactiviteit van specifieke categorieën van bouwmaterialen te meten. Deze verplichting geldt alleen in de volgende gevallen:

  • Wanneer het materiaal industriële sub-producten bevat (zoals vliegas, slakken, enz.) waarvan de concentraties aan in de natuur voorkomende radioactieve stoffen de niveaus voor vrijstelling van aangifte gedefinieerd in het algemeen reglement overschrijden. Meer informatie hierover is te vinden: in ons dossier met betrekking tot “NORM-industrieën| FANC - Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle-industrieën”.
  • Op verzoek van een inspecteur van het FANC wanneer bepaalde gegevens (bijvoorbeeld een positieve meting op een meetpoort voor detectie van radioactiviteit) een blootstellingsrisico doen vermoeden.

Hoe kan worden geverifieerd of een bouwmateriaal een blootstelling van meer dan 1 mSv per jaar kan veroorzaken?

De eerste stap bestaat erin de activiteitsconcentratie van de volgende natuurlijke radioactieve stoffen te laten meten: radium-226, thorium-232 en kalium-40. Deze meting gebeurt via gammaspectrometrie. Ze moet worden uitgevoerd door een laboratorium dat beschikt over een ISO 17025 certificaat van accreditatie voor de gebruikte techniek.

Het blootstellingsniveau van 1 mSv per jaar zal in geen geval overschreden worden als de volgende voorwaarde wordt nageleefd:

waarbij de concentraties van activiteit worden uitgedrukt in Becquerel per kilogram (Bq/kg).

Als de index I groter is dan 1, moet een evaluatie van de dosis worden uitgevoerd, rekening houdend met het voorziene gebruik van het bouwmateriaal, de dichtheid en de dikte ervan. Voor deze evaluatie kunnen we bijvoorbeeld de methode gebruiken die gepubliceerd is in het technisch rapport CEN/TR 17113:2017 « Dose assessment of emitted gamma radiation » opgesteld door het Europees Normalisatiecentrum (CEN).

 

 

Laatst aangepast op: 18/11/2022