Volgens de Internationale Commissie voor Stralingsprotectie (ICRP, International Commission on Radiation Protection) worden jaarlijks 1000den zwangere vrouwen blootgesteld aan ioniserende straling (3). In de literatuur vindt men variërende getallen terug. Een studie daterend uit 1982 (4) stelt vast dat ongeveer 1% van alle vruchtbare adolescenten en vrouwen die blootgesteld worden aan ioniserende straling tijdens een diagnostisch onderzoek ongekend zwanger is.
Aangezien embryo’s en foetussen gevoeliger zijn voor ioniserende straling, wil men accidentele blootstellingen van een ongeboren kind zo veel mogelijk voorkomen. Het is daarom belangrijk om enerzijds de patiëntes zelf te informeren, en anderzijds de zorgverleners die in contact komen met mogelijks zwangere vrouwen te sensibiliseren om voorafgaand aan elke geplande blootstelling actief te informeren naar het bestaan van een mogelijke zwangerschap.
1. Een accidentele blootstelling van een ongeboren kind
Om accidentele, prenatale blootstellingen zo veel mogelijk te voorkomen, is men verplicht om in de medische beeldvorming vooraf te controleren op mogelijke zwangerschappen. Dit kan door eenvoudigweg te vragen aan de patiënte of ze mogelijks zwanger is en hierbij aandachtig te letten op de reactie van de patiënte. Is er echter een onderzoek gepland waarbij de bekkenstreek in beeld komt, en er dus een hogere dosis aan de mogelijke conceptus wordt gegeven, kan men beter vragen stellen die meer tot nadenken dwingen zoals ‘Wat is de begindatum van uw laatste maandstonden? Zijn uw maandstonden overtijd? In welk deel van uw cyclus bevind u zich?’. Men kan ook een schriftelijk formulier gebruiken, met als voordeel dat de bevraging steeds uniform verloopt en de traceerbaarheid is verzekerd. Afhankelijk van de mogelijke dosis voor de foetus, kan men verschillende screeningstrategieën gebruiken. Onderzoeken die een hogere dosis kunnen betekenen voor het ongeboren kind zijn bijvoorbeeld fluoroscopische onderzoeken van de bekkenregio en CT van het abdomen en/of pelvis.
Bovendien is het belangrijk om vooraf na te denken hoe men als zorgverlener omgaat met informeren naar een mogelijke zwangerschaps onder complexere omstandigheden. Vanaf welke leeftijd en tot wanneer wordt er geïnformeerd naar een mogelijke zwangerschap? Hoe gaat men om met minderjarigen of jong volwassenen die begeleid worden door (één van) hun ouders wat soms een eerlijk antwoord in de weg kan staan. Hoe kan men hindernissen zoals een taalbarrière, cultuurbarrière, intellectuele barrière en dergelijke op een goede manier aanpakken?
Aangezien er hiervoor geen algemene pasklare procedures bestaan, is het belangrijk om hierover na te denken als team van zorgverleners, mogelijke oplossingen te bespreken en de haalbaarheid binnen de realiteit van jullie werkomgeving ervan te evalueren.
Wanneer de patiënte mogelijks zwanger is, kan men verschillende stappen ondernemen afhankelijk van de verwachte dosis en de klinische situatie gaande van een zwangerschapstest aanvragen, doorgaan met het onderzoek zoals voorzien, gebruik maken van een alternatieve, beeldvormende techniek met minder of geen dosis of het onderzoek uitstellen. Opnieuw moet er bekeken worden welke strategieën men gebruikt onder welke omstandigheden en hoe deze worden toegepast in jullie werkomgeving.
Tijdens radiotherapie worden ioniserende straling gebruikt voor de behandeling van voornamelijk kwaadaardige en goedaardige tumoren in het lichaam. Gezien de patiënte aan hoge dosissen wordt blootgesteld, dient men extra aandachtig te zijn voor een eventuele onverwachte zwangerschap. Dit geldt zowel bij externe bestraling als bij therapeutisch gebruik van radioactieve stoffen, zoals bijvoorbeeld radioactief jodium voor de behandeling van schildklieraandoeningen. Bij twijfel, kan men een (herhaalde) zwangerschapstest uitvoeren.
2. Wie doet wat?
Technoloog of verpleegkundige
De technoloog of verpleegkundige - de zogenaamde gemachtige die handelt onder medische verantwoordelijkheid van een arts - is vaak de enige zorgverlener waarmee patiënten in contact komen vooraleer zij een diagnostisch onderzoek ondergaan. Daarom spelen zij een belangrijke rol bij het stellen van de juiste vragen aan de patiënt en het informeren van de patiënt omtrent de omstandigheden van het onderzoek en de eventuele risico’s verbonden aan het onderzoek. Het is dan ook belangrijk om technologen en/of verpleegkundigen te sensibiliseren en goed te informeren zodat zij correct kunnen handelen en de patiënt kunnen bijstaan in alle omstandigheden, ook de onverwachte en moeilijke situaties.
Artsen
De arts die een onderzoek aanvraagt voor een vrouw van vruchtbare leeftijd, moet uiteraard ook al stilstaan bij de vraag of de patiënte mogelijks zwanger is. De practicus of de arts die de medische verantwoordelijkheid draagt voor het uitvoeren van de beeldvorming of therapie (zoals de radioloog, nuclearist of radiotherapeut), speelt een belangrijke rol in het opstellen van de procedures die gebruikt worden op de dienst en dus ook de strategie voor de controle op zwangerschappen. Ook de beslissing wat er gebeurt als een patiënte mogelijks zwanger is, wordt geëvalueerd door (onder andere) de practicus, aangezien hij de medische justificatie kan beoordelen. Afhankelijk van de omstandigheden, hebben ook andere artsen een rol te spelen in deze afweging. De beslissing om een radiotherapie uit te stellen, aan te passen of te laten doorgaan zal bijvoorbeeld gebeuren door multidisciplinair overleg met de verschillende betrokken artsen en deskundigen, en uiteraard ook met de betrokkene zelf.
Heeft een accidentele, prenatale blootstelling toch plaatsgevonden, dan zal de practicus de deskundige medische stralingsfysica contacteren en vragen om een dosisschatting voor het embryo of de foetus uit te voeren. De behandelende arts(en) van de patiënte, zoals de huisarts en/of gynaecoloog, worden eveneens geïnformeerd.
Ook in het correct informeren van de patiënte speelt de practicus een belangrijke rol aangezien hij het best geplaatst is om een correcte inschatting van de risico’s te maken. Vaak heeft de behandelende arts een vertrouwelijke band met de patiënte, maar een minder diepgaande kennis omtrent ioniserende straling en de effecten ervan. Beide artsen kunnen een rol spelen bij het informeren van de patiënte afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Het belangrijkste is dat de patiënte op een correcte manier wordt geïnformeerd, in een omgeving die door haar als veilig wordt beschouwd.
Na een accidentele, diagnostische blootstelling van een ongeboren kind kan men de patiënte meestal gerust stellen, aangezien het overgrote deel van de procedures onder de drempeldosissen van deterministische effecten (zoals foetale sterfte, malformaties, groeiachterstand of een mentale achterstand) blijft. Stochastische risico’s kunnen niet uitgesloten worden maar de waarschijnlijkheid van optreden is minimaal.
Erkende deskundige in de medische stralingsfysica
De exploitant van een inrichting met installaties voor radiodiagnose, nucleaire geneeskunde en in vivo of radiotherapie, moet zich laten bijstaan door een erkende deskundige in de medische stralingsfysica. Deze stralingsfysicus organiseert of geeft advies rond de toepassing van de maatregelen die nodig zijn om de stralingsbescherming van de patiënt en de kwaliteitsbeheersing van de apparatuur te verzekeren. Het bepalen van de dosis die het ongeboren kind heeft opgelopen, is dus ook een taak van de erkende deskundige in de medische stralingsfysica.
Rol van het FANC
Een accidentele blootstelling van een embryo of foetus moet gemeld worden wanneer de dosis voor het ongeboren kind hoger is dan de publiekslimiet van 1 mSv/jaar. Dergelijke melding moeten enkel gezien worden binnen een optiek van preventie en ervaringsuitwisseling, het Agentschap heeft niet als doel personen of instellingen te sanctioneren. Na dergelijke melding zal het Agentschap eventueel suggesties doen die kunnen helpen bij de verdere behandeling en mogelijks worden er ook bijkomende vragen gesteld om eventuele ‘lessons learned’ te identificeren.
SAMENVATTING
Na een accidentele, prenatale bloostelling:
|