Geschreven instructies, ontslagkaart en voorzichtigheidsperiode na behandeling met een radioactief product

Wanneer een persoon behandeld wordt door toediening van een radioactief product, moet de verantwoordelijke arts-specialist (in de nucleaire geneeskunde of in de radiotherapie) schriftelijke instructies en een ontslagkaart (“release card”) overhandigen aan deze persoon (of zijn wettelijke vertegenwoordiger) (artikel 22 van het Besluit medische blootstellingen).

Deze beide documenten hebben tot doel de doses en het risico op besmetting zo laag mogelijk te houden voor de persoon zelf en voor personen die in de onmiddellijke omgeving komen van deze persoon of van  de radioactieve afvalstoffen die hij genereert.

Indien de "radioactieve persoon'" en de personen in zijn onmiddellijke omgeving, de instructies volgen gedurende de aangeduide periodes, stelt er zich geen probleem van stralingsbescherming voor deze personen, voor de bevolking in het algemeen of voor het leefmilieu.

Geschreven instructies

De geschreven instructies moeten worden verstrekt vóórdat de persoon de gecontroleerde zone waar de toediening plaatsvond, verlaat.

Binnenkort zullen deze adviezen van de Hoge Gezondheidsraad worden omgezet in reglementaire teksten. Deze worden opgesteld in overleg met de stakeholders (Belnuc, VBS) en de Medische Jury.

Ontslagkaart en voorzichtigheidsperiode

Instructies kunnen maar gevolgd en maatregelen maar getroffen worden als iedereen die het aanbelangt, op de hoogte is van het feit dat een persoon nog een bepaalde hoeveelheid radioactiviteit in zich draagt ten gevolge van een recente behandeling met een radioactief product.

Om alle belanghebbenden te informeren, dient de “radioactieve persoon” de ontslagkaart altijd bij zich te dragen, liefst bij zijn identiteitskaart, gedurende een bepaalde “voorzichtigheidsperiode”. Voor de verschillende radioactieve producten zijn voorzichtigheidsperiodes bepaald.

Deze ontslagkaart is nuttig in volgende situaties:

  • Indien de persoon kort na de toediening van het radioactief product opnieuw moet opgenomen worden in het ziekenhuis of in geval van een medisch noodgeval (bijvoorbeeld hartaanval, trauma, verkeersongeval, dringende chirurgie, reanimatie, …), moet de ontslagkaart de lokale artsen en verpleegkundigen informeren dat die persoon nog radioactiviteit in zich draagt. Op die manier kunnen zij zich verder informeren en, indien nodig, beschermingsmaatregelen treffen. Deze persoon moet van dezelfde verzorging en behandeling genieten als ieder ander persoon.
     
  • Bij overlijden van een persoon kort na de toediening van het radioactief product, bestaat de mogelijkheid dat het stoffelijk overschot radioactief is. Meer informatie vindt u op de webpagina over Radioactieve Stoffelijke Overschotten.
     
  • Indien de persoon kort na de toediening van het radioactief product een alarm doet afgaan bij een meetportiek die ioniserende straling detecteert (bijvoorbeeld op een luchthaven), dient hij de ontslagkaart te tonen aan het veiligheidspersoneel. Op die manier kunnen zij zich verder informeren en geïnformeerde beslissingen nemen.

De ontslagkaart wordt ter beschikking gesteld aan de arts-specialisten in de nucleaire geneeskunde via de website van Belnuc en aan de arts-specialisten in de radiotherapie via de website van BeSTRO.

Met deze “Calculator” kunt u voor om het even welke toegediende activiteit van een bepaald radioactief product (voor [I-131]-NaI wordt ook de indicatie in rekening gebracht1), het einde van de voorzichtigheidsperiode berekenen.

Opgelet ! Deze “Calculator” berekent niet de duurtijden van de maatregelen die door de patiënt moeten genomen worden tegenover zijn/haar partner, het publiek, zwangere vrouwen en kinderen,… (tijd beperken van contacten, afstand houden,…) zoals momenteel aangeduid in de geschreven instructies voor de patiënt.
We veranderen niets aan de duurtijden die in deze geschreven instructies moeten opgenomen zijn.

Indien de persoon binnen deze berekende voorzichtigheidsperiode overlijdt, moet deze herberekend worden door de arts-specialist in de nucleaire geneeskunde of radiotherapie in overleg met de deskundige erkend in de fysische controle.

>> Click here for the English version

1 Voor alle opgenomen radioactieve producten, is de voorzichtigheidsperiode berekend zoals in het advies van de Hoge Gezondheidsraad nr. 8416 getiteld “Advies betreffende de problematiek van de crematie van overleden dragers van radioactieve bronnen” met voor: 
[I-131]-NaI, [Sm-153]-Quadramet®, [Y-90]-colloïd, [I-131]-MIBG, [Y-90]-Zevalin®: waarden voor biologische halfwaardetijd en excretie overgenomen uit dit advies.
[I-125]-implantaten: een biologische halfwaardetijd van 10.000 dagen en 0% excretie.
[Ra-223]-Xofigo®: een biologische halfwaardetijd van 10.000 dagen en 0% excretie. Deze voorzichtigheidsperiode werd reeds overlegd met Belnuc en VBS in het kader van het opstellen van de geschreven patiënteninstructies.
[Y-90]-microsfeertjes en [Ho-166]-microsfeertjes: een biologische halfwaardetijd van 10.000 dagen en 0% excretie.
[Lu-177]-DOTATAAT: een effectieve halfwaardetijd van 4,17 dagen (Fitschen et al, Zeitschrift für Medizinische Physik, 2011) en 65% snelle excretie (advies van de Hoge Gezondheidsraad nr. 8838 getiteld “Peptide Receptor Radionuclide Therapy”)
[Lu-177]-PSMA: een effectieve halfwaardetijd van 3,54 dagen (Kurth et al, EJNMMI, 2018) en 70% snelle excretie (Kurth et al, EJNMMI, 2018).

 

 

Laatst aangepast op: 31/01/2024