Individuele beschermingsuitrusting

Wanneer het op basis van de risicoanalyse noodzakelijk wordt geacht, moeten er gepaste individuele beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers gesteld worden opdat ze zich tegen een externe bestraling (loden bescherming: loodschort, schildklierbescherming, handschoenen, bril, enz.) en/of een externe/interne besmetting (loodschort, plastieken wegwerphandschoenen, overshoes, …) zouden kunnen beschermen. (cfr artikel 30.3 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001). 

Bij de keuze en de aankoop van de uitrusting zullen de deskundige in de fysische controle en de erkende arbeidsarts geraadpleegd worden (cfr artikelen 24.2 en 23.1.5, b) van het koninklijk besluit van 20 juli 2001) en moeten de volgende aspecten steeds in het achterhoofd worden gehouden:

  • Het gebruikte materiaal moet worden gekarakteriseerd door het vermogen ervan om de straling goed te kunnen tegenhouden, of een goede bescherming tegen besmetting te bieden;
  • De uitrusting moet worden aangepast aan de werkplaats, moet rekening houden met het lokaal stralingsveld (aard, intensiteit, geometrie, …) en moet ergonomisch zijn;
  • Er moet rekening worden gehouden met de verschillen in morfologie; het is belangrijk dat de bescherming hierop goed is afgestemd;
  • De beschermingsuitrusting moet makkelijk te onderhouden zijn en indien nodig steriliseerbaar.

Er moet ook op worden toegezien dat er voldoende individuele beschermingsvoorzieningen zijn en dat de instructies voor het gebruik en de opslag ervan door iedereen gekend zijn en worden toegepast.

 

Laatst aangepast op: 23/03/2021