De historische radiumproductieactiviteiten van de vroegere Union Minière op de site van Olen hebben geleid tot een verspreide besmetting binnen (maar ook buiten) de perimeter van de huidige site van Umicore in Olen. Deze verspreide besmetting werd met name veroorzaakt door de opslag van grondstoffen, bijproducten en residuen en door de uitstoot van gezuiverd afvalwater van de radiumproductieactiviteiten. Om deze verspreide besmetting gedeeltelijk te saneren, heeft Umicore verschillende opslagfaciliteiten voor radioactief afval gebouwd op zijn site in Olen om de besmette grond op te slaan. Deze installaties voor de opslag van radioactief afval zijn nucleaire installaties van klasse 2 met een vergunning van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC):
- UMTRAP: deze installatie bevat de restanten van de radiumproductieperiode, verontreinigde grond van de sanering van de oude installatie en verontreinigde materialen;
- Bankloop: deze installatie bevat verontreinigde grond uit de sanering van de Bankloop (in 2007), een stroom die de gemeente Olen doorkruist en waarin de vloeibare effluenten van de radiumfabriek werden geloosd;
- LRA 1, LRA2 en LR3: deze drie installaties worden gebruikt voor de opslag van verontreinigde grond die afkomstig is van infrastructuurwerkzaamheden op het terrein van Olenen van de sanering ervan.
Naast deze vergunde installaties is er ook nog radioactieve besmetting aanwezig op andere sites in Olen:
- D1: residuen van de productie van non-ferrometalen (inclusief radium) en een deel van het puin van het voormalige radiumproductiegebouw werden op deze voormalige stortplaats gestort;
- S1: deze voormalige stortplaats, ook bekend als "Bruine Berg", bevat ook residuen van de productie van non-ferrometalen en met radium verontreinigd baggerslib uit de Bankloop;
- in mindere mate is er ook besmetting aanwezig op de voormalige "IOK"- stortplaats (Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen);
- sommige restverontreinigingen konden niet worden verwijderd tijdens de sanering van de Bankloop en er is ook nog sprake van verontreiniging onder bepaalde straten in Olen en Geel.
Ten slotte heeft ook de site van de Umicore-fabriek in Olen een verspreide verontreiniging in de hele perimeter.
Figuur 1 hieronder toont de locatie van de verschillende nucleaire installaties van klasse 2 voor de opslag van besmette grond op de site van Umicore in Olen. Ze toont ook de locatie van de stortplaatsen D1 en S1.
Figuur 1: Locatie van de verschillende nucleaire installaties van klasse 2 voor de opslag van besmette grond op de site van Umicore in Olen. De stortplaatsen D1 en S1 worden ook getoond.
Impact op de bevolking
De radioactieve besmetting in Olen was het onderwerp van een uitgebreide meet- en karakteriseringscampagne van het SCK CEN in de jaren negentig. Deze meetcampagne omvatte zowel stortplaatsen (zoals de D1) als de oevers van de Bankloop en woningen.
Een van de producten van het radioactieve verval van radium is radongas. Radongas kan zich opstapelen in woningen en is over het algemeen het belangrijkste blootstellingsrisico voor het publiek.
Tijdens de campagne in de jaren negentig werden radonconcentraties gemeten in meer dan 800 huizen in Olen en Geel. De maximaal gemeten waarde (in een woonkamer) was 400 Bq/m3. Die hogere concentratie werd veroorzaakt door radiumbesmetting in de kelder van de woning, die op dat moment direct kon worden gesaneerd.
Hoewel de verontreiniging – met name op het D1-stort – soms een aanzienlijk niveau bereikt, blijft de impact ervan op de bevolking gelukkig beperkt. Het D1-stort is immers omheind en dus niet toegankelijk voor het publiek. De verontreiniging op voor het publiek toegankelijke grond is veel lager en leidt niet tot een significante blootstelling in geval van toevallige aanwezigheid in het verontreinigde gebied.
De vergunde opslagfaciliteiten voor radioactieve materialen op de Umicore-site zijn onderworpen aan een milieucontrole (meting van radon in de omgevingslucht en meting van de radioactiviteit van het grondwater). Het FANC voert ook steekproefsgewijze metingen uit in het kader van zijn radiologisch controleprogramma. De resultaten van deze milieumonitoring worden samengevat in de verslagen van het radiologisch toezicht van het FANC.
Hoewel de huidige stralingsgevolgen van de in Olen aanwezige verontreiniging beperkt zijn, kunnen ze bij een verandering van het gebruik van de betrokken grond aanzienlijk worden. De verontreiniging is dus een rem op de herontwikkeling van deze gronden en vereist een permanente controle. Een globale saneringsstrategie is daarom noodzakelijk.
Strategie en actieplan van de bevoegde autoriteiten
De autoriteiten zijn zich bewust van de noodzaak om de verontreiniging in Olen te saneren. Al in het begin van de jaren negentig had het ministerie van Volksgezondheid campagnes opgezet om de besmetting te karakteriseren en in 1993 heeft een begeleidende commissie de verschillende betrokken actoren (ministerie, NIRAS en het Vlaamse Gewest) samengebracht om een globaal plan voor de aanpak van de besmetting op te stellen. In die context vroeg de Dienst Ioniserende Stralingsbescherming van het ministerie van Volksgezondheid (de voorloper van het FANC) in 2000 aan Umicore om het D1-stort te saneren en sanering te integreren in een globale oplossing voor de radioactieve besmetting van Olen. Die vraag leidde in 2002 tot de oprichting van het "BRAEM"-project, dat gericht was op de sanering van zowel D1 als de Bankloop. Een herziening van het "BRAEM"-project leidde tot de effectieve uitvoering van de sanering van de Bankloop in 2007.
Helaas kon de sanering van de stortplaats D1 niet worden uitgevoerd in het kader van het BRAEM-project, met name vanwege onzekerheden over het wettelijke kader voor sanering en de status van de afvalstoffen die afkomstig zouden zijn van de sanering.
Het FANC en NIRAS hebben echter, in dialoog met Umicore en OVAM, voortgewerkt aan de ontwikkeling van een allesomvattende aanpak van de verontreiniging in Olen. Dat heeft in 2020 geleid tot de publicatie van een gezamenlijk visiedocument van het FANC en NIRAS. Deze visie is gebaseerd op een scheiding van de verontreinigde materialen in vier fracties:
- Een verwaarloosbare fractie van de besmetting (minder dan 0,1 Bq/g radium) die geen specifieke behandeling vereist;
- Een fractie van een matige besmetting (tussen 0,1 en 15 Bq/g): hoewel niet verwaarloosbaar, kunnen de risico's van een dergelijke besmetting worden beheerst met dezelfde methoden als degene die worden toegepast op niet-radioactieve besmetting. Deze materialen moeten daarom niet als radioactief afval worden beschouwd;
- Een fractie van een significante verontreiniging (tussen 15 en 1000 Bq/g) die als radioactief afval zal moeten worden beheerd, maar in een ondiepe berging kan worden opgeslagen;
- Een fractie van de acute besmetting (meer dan 1000 Bq/g) die als radioactief afval zal moeten worden opgeslagen in een geologische berging.
De aanpak om matig besmette materialen op dezelfde manier te beheren als met niet-radioactieve stoffen besmette bodems werd ook toegepast op andere verontreinigde sites met name de sites van de voormalige fosfaatindustrie.
Het visiedocument voorziet in een gemeenschappelijke strategie voor de nog te saneren locaties en voor de materialen die zijn opgeslagen in de vergunde "Bankloop"- en "LRA"-faciliteiten. De UMTRAP-faciliteit is echter niet geïntegreerd in deze algemene aanpak, omdat het soort materialen dat in die faciliteit aanwezig is en de mate van verontreiniging ervan van een heel andere aard zijn.
Interactie met stakeholders
Het FANC en NIRAS zijn de dialoog aangegaan met de stakeholders – in de eerste plaats Umicore en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) - om het visiedocument te vertalen in concrete acties.
De principes van de visienota werden afgestemd met UMICORE en OVAM. Er zijn werkgroepen opgericht om te werken aan de verschillende aspecten van de saneringsoplossing:
- De centralisatie van de bestaande documentatie over de verontreiniging;
- Het verzamelen van aanvullende gegevens over de karakterisering van de verontreiniging en de gevolgen ervan;
- De ontwikkeling van saneringsopties;
- De identificatie van de nog te voltooien elementen van het wetgevend kader.
Stappenplan
Het FANC, NIRAS, Umicore en OVAM hebben een stappenplan opgesteld voor het sanerings- en bergingsproject voor de historisch verontreinigde site in Olen. Naarmate de verschillende fasen vorderen, wordt het stappenplan verder uitgewerkt.
Geschiedenis In 1915 ontdekte een Union Minière-prospector uraniumhoudende mineralen in de Shinkolobwe-laag in Katanga. In 1921 werd deze prospectie uitgebreid en ontwikkelde Union Minière een fabricageprocédé om radium te onttrekken aan dit uraniumhoudend erts. Op 15 december 1922 werden de eerste drie gram radium geproduceerd in de fabriek van Union Minière in Olen. Union Minière werd de grootste radiumproducent ter wereld tot in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen ze de concurrentie aanging met een grote Canadese productie. Het in Olen geproduceerde radium werd in het laboratorium van Union Minière in Sint-Lambrechts-Woluwe verpakt in stralingsnaalden. Tegelijkertijd wordt er ook uranium geproduceerd uit de residuen van de radiummijnbouw. Deze uraniumproductie vond voor het eerst plaats in Brussel (Vorst) en werd tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Olen overgebracht. De radiumproductie in Olen is na de Tweede Wereldoorlog gedaald. Radium werd steeds minder gebruikt en werd vervangen door andere radionucliden in radiotherapietoepassingen. Rond 1970 werd de productie definitief stopgezet en begin jaren '80 werden de productiegebouwen door het SCK ontmanteld. De resten van deze ontmanteling werden voornamelijk opgeslagen in de opslagruimte van UMTRAP. Een ander deel werd overgedragen aan het SCK en vervolgens aan Belgoprocess. Ten slotte werd een fractie van de ontmantelingsresiduen opgeslagen in stortplaats D1. De productie van radioactief materiaal in Olen heeft ook geleid tot milieuverontreiniging. De vloeibare lozingen van de fabriek in Olen werden namelijk geloosd in de kreek van de Bankloop. Als gevolg daarvan werden sedimenten en oevers van de Bankloop verontreinigd met radium en andere metalen. De Bankloop werd intussen gesaneerd (in 2007). Elders werden sommige productieresiduen in het verleden gebruikt als opvulling voor infrastructuurwerken –wat leidde tot de vervuiling van bepaalde straten in Olen en Geel en van het fabrieksterrein zelf. Fig.: Bouw van de UMTRAP-fabriek (bron: Umicore) |