Koninklijk besluit van 6/12/18 tot wijziging van het KB van 20/07/01 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen voor wat betreft de fysische controle

Op 21 december 2018 jongstleden werd er een nieuw koninklijk besluit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, waarbij het bestaande ARBIS gewijzigd werd.

Dit besluit heeft tot doel om een duidelijkere situatie te scheppen voor zowel de exploitanten van ingedeelde inrichtingen en de transportorganisaties als voor de erkende instellingen en dit op basis van de volgende principes:

  • reglementaire controletaken zijn de verantwoordelijkheid van het FANC (en zijn filiaal Bel V in de inrichtingen van klasse I en IIA). FANC en Bel V houden toezicht op de nucleaire veiligheid en de stralingsbescherming vanwege de overheid;
  • het responsabiliseren van de exploitant of het ondernemingshoofd voor wat betreft de fysische controle: de dienst voor fysische controle dient steeds intern bij de exploitant/organisatie georganiseerd te worden;
  • een soepel en doeltreffend systeem dat exploitanten of transportorganisaties toelaat de expertise van de erkende deskundigen en van de erkende instellingen in te roepen om de stralingsbescherming en de nucleaire veiligheid van zijn installaties en/of activiteiten/... te verzekeren. Elke exploitant of transportorganisatie krijgt dus van de wetgever de mogelijkheid om een fysische controle in te richten die het beste bij zijn organisatie past.

Daarnaast worden hiermee de concepten van ‘Functionaris voor de Stralingsbescherming’ (RPO) en de ‘Stralingsbeschermingsdeskundige’ (RPE) in de zin van de Europese Basic Safety Standards (Europese Richtlijn 2013/59/EURATOM) omgezet  in de Belgische regelgeving.

Dit koninklijk besluit van 6 december 2018 wijzigt het ARBIS (koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen).

De aangebrachte wijzigingen zijn voornamelijk gelinkt aan de volgende topics:

Om dit te bereiken werd zowel het ARBIS herzien evenals 4 technische reglementen uitgeschreven.

  1. Het eerste reglement geeft de eisen voor de verplichte opleiding voor de agent voor de stralingsbescherming.
  2. Een tweede reglement beschrijft de gegevens die de exploitant moet doorgeven in het kader van zijn fysieke inventaris.
  3. Een derde reglement geeft meer duiding bij de vereisten voor een erkende instelling voor fysische controle.
  4. Het laatste reglement beschrijft welke incidenten aangegeven moeten worden aan het FANC en hoe dit dient te gebeuren.

>> Raadpleeg het KB en het verslag aan de Koning

Indeling van de inrichtingen

1. Invoering van subklasse IIA

Binnen de klasse II, wordt een subklasse IIA geïntroduceerd (artikel 3.3 van het ARBIS). Deze categorie omvat o.a. de deeltjesversnellers, de X-stralengeneratoren met een energie van meer dan 1 MeV en de bijzonder hoogactieve bronnen (> 100 TBq) die worden gebruikt voor industriële toepassingen. Deze inrichtingen vertonen een verhoogd radiologisch risico ten opzichte van de andere klasse II inrichtingen en hoewel deze inrichtingen het vergunningsstelsel van klasse II behouden, maken ze het voorwerp uit van een versterkt controle- en toezichtsysteem.

2. Continuïteit van indeling tijdens buitengebruikstelling

Deze wijziging verduidelijkt  dat de klasse waarin een inrichting initieel wordt ingedeeld ook behouden blijft tijdens de buitenbedrijfstelling. Zo wordt de exploitant aangespoord om de ontmanteling en/of de sanering van zijn installaties zo snel mogelijk te ondernemen.

Aanvraag tot oprichtings- en exploitatievergunning

Er zijn eveneens een aantal wijzigingen doorgevoerd op het niveau van de aanvraag tot het bekomen of wijzigen van een oprichtings- en exploitatievergunning voor de klasse II en III inrichtingen. Zo wordt er gevraagd om de aanvraag mee te laten ondertekenen door een deskundige erkend in de fysische controle, die in voorkomend geval afkomstig is van een erkende instelling voor fysische controle. Dit laat de deskundigen toe de technische gegevens te verifiëren op correctheid en volledigheid waardoor de behandelingsduur van de dossier kan verkorten. Daarnaast wordt  gevraagd om de organisatie van de dienst voor fysische controle toe te lichten in het aanvraagdossier (eigen interne deskundigen, een erkende instelling voor fysische controle,…). Als laatste wordt gevraagd om de vermoedelijke datum van indienststelling van de installatie toe te voegen aan het aanvraagdossier. De overige gegevens die reeds doorgegeven moesten worden in het aanvraagdossier blijven onveranderd.

Opleveringsproces

Het opleveringsproces voor de installaties van klasse I blijft praktisch ongewijzigd. Het opleveringsproces voor inrichtingen van klasse II en III, met uitzondering van de inrichtingen van de klasse IIA, wordt in het kader van administratieve vereenvoudiging en ‘graded’ approach verduidelijkt. Hierbij wordt de nieuw vergunde installatie opgeleverd door een erkend deskundige in de fysische controle. Daarna wordt een document, opgesteld door de interne dienst voor fysische controle, overgemaakt aan het Agentschap, waarin wordt bevestigd dat de deskundige een gunstige oplevering heeft uitgevoerd van de nieuw vergunde installaties. Dit document dient aan het Agentschap overgemaakt worden voor de eigenlijke inbedrijfstelling van de installaties.

Voor wat betreft de klasse IIA installaties, is er een formeel proces voor de bevestiging van de vergunning voorzien, vergelijkbaar met dat voor de inrichtingen van klasse I. Hierbij dient voorafgaandelijk aan de inbedrijfstelling van de installaties, de oprichtings- en exploitatievergunning te worden bevestigd door een FANC-besluit op basis van een inspectie en van de veiligheidsevaluatie van de oplevering van de installatie door de dienst voor fysische controle van de exploitant. Deze veiligheidsevaluatie kan door het FANC gedelegeerd worden aan Bel V.

Organisatie fysische controle

Elke exploitant van een ingedeelde inrichting of ondernemingshoofd van een onderneming die betrokken is bij het vervoer van gevaarlijke stoffen van klasse 7, moet een interne dienst voor fysische controle oprichten en deze dienst uitrusten met de nodige middelen om de in de regelgeving vastgelegde opdrachten qua stralingsbescherming en nucleaire veiligheid, doeltreffend te kunnen uitvoeren.

Voor inrichtingen van de klasse I, bestaat de interne dienst voor fysische controle uit de deskundigen erkend in de fysische controle en verschillende agenten voor de stralingsbescherming. Het hoofd van deze dienst voor fysische controle dient eveneens een deskundige erkend in de fysische controle te zijn.

Voor de inrichtingen van klasse II en III of transportondernemingen, bestaat de interne dienst voor fysische controle bestaat minstens uit een hoofd van deze dienst en één of meerdere agenten voor de stralingsbescherming. In de praktijk kan het hoofd van de dienst en de agent voor de stralingsbescherming één en dezelfde persoon zijn, bijvoorbeeld in kader van éénmanszaken of kleine ondernemingen.  De leden van deze dienst, inclusief het diensthoofd, maken steeds deel uit van het personeel van de exploitant. De exploitant heeft echter nog steeds de mogelijkheid om beroep te doen op een externe erkende deskundige in de fysische controle. Deze externe deskundige is afkomstig van een erkende instelling voor fysische controle en dit voor de taken die specifiek aan een dergelijke erkend deskundige voor fysische controle moeten toegekend worden. Deze bepaling versterkt de verantwoordelijkheid van de exploitant.

De goede werking van deze dienst valt volledig onder de verantwoordelijkheid van de exploitant. Het is aan de exploitant of het ondernemingshoofd om te bepalen hoe hij/zij zijn fysische controle praktisch wil organiseren, rekening houdend met de specificiteit van en de mogelijkheden binnen zijn eigen organisatie.

Daarnaast is het, in bepaalde gevallen, mogelijk om gemeenschappelijke diensten voor fysische controle op te richten tussen meerdere exploitanten en dit in dezelfde geest als de gemeenschappelijke interne diensten voor preventie en bescherming op het werk. Deze organisatie is onderworpen aan de goedkeuring van het FANC, dat de verschillende situaties geval per geval zal onderzoeken.

De opdrachten en taken van deze dienst voor fysische controle worden opgelijst in artikel 23.5 van het ARBIS en worden onderverdeeld in 3 types:

  1. De frequentie en systematische stralingsbeschermingstaken op de werkvloer. Deze taken worden opgedragen aan de agent voor de stralingsbescherming. Hiervoor is een regelmatige aanwezigheid in de installaties vereist. De taken zelf worden uitgevoerd volgens de procedures die door een deskundige erkend in de fysische controle worden goedgekeurd. De agenten in de stralingsbescherming moeten hiervoor een passende vorming gevolgd hebben. Het technisch reglement met betrekking tot de vorming van de agenten voor de stralingsbescherming neemt daarbij de vereisten op.
  2. De verdergaande en/of meer gespecialiseerde analyses inzake stralingsbescherming en nucleaire veiligheid. Hiervoor is een meer doorgedreven kennis vereist en deze taken worden dan ook toegewezen aan een deskundige erkend in de fysische controle. Om deze taken voldoende te kunnen uitvoeren, is er een regelmatig en periodiek bezoek vereist van de deskundige aan de inrichting, waarvan de minimale frequentie ook vastligt in de regelgeving.
  3. Enkel voor klasse I-inrichtingen: de specifieke controletaken ter naleving van de veiligheidsvereisten zoals voorzien in het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties.

Daarnaast wil het FANC een integratie van het radiologisch risico in het beheersysteem voor klassieke risico’s bevorderen in de ondernemingen. Alle risico’s, inclusief het radiologisch risico, moeten in beschouwing worden genomen binnen het dynamisch risicobeheerssysteem dat de exploitant of ondernemingshoofd moet organiseren krachtens de wet betreffende het welzijn op het werk en haar uitvoeringsbesluiten.

Agenten voor de stralingsbescherming

Er wordt een nieuwe functie ingevoerd, nl. ‘agent voor de stralingsbescherming’. Deze persoon dient deel uit te maken van de interne dienst voor fysische controle en is dan ook een personeelslid van de organisatie. Voor bepaalde specifieke operaties (vb. ontmantelingen), die door contractanten worden uitgevoerd, is het echter mogelijk dat de contractanten zelf hun eigen agenten voor de stralingsbescherming hebben. In dit geval moet de dienst voor fysische controle van de exploitant/onderneming toezicht houden op de activiteiten van de agenten voor de stralingsbescherming van de contractant.

De agent voor de stralingsbescherming zal taken uitvoeren met betrekking tot de systematische uitoefening van stralingsbescherming in de installaties, waaronder de taken die voorheen werden toegewezen aan de ‘aangestelde voor bewaking’. Deze laatste functie wordt niet langer als zodanig in de reglementering opgenomen. De taken van deze agent voor de stralingsbescherming moeten worden uitgevoerd volgens specifieke procedures die door een deskundige erkend in de fysische controle werden goedgekeurd.

Om de rol als agent voor de stralingsbescherming te kunnen vervullen, dient deze persoon een opleiding te volgen die bestaat uit een theoretische basisopleiding en een gepaste praktische opleiding. Het opleidingsprogramma en de daaraan gekoppelde vereisten qua duur zijn afhankelijk van het specifieke type installatie of handeling waarbinnen de agent voor de stralingsbescherming zal werken. De vereisten hieromtrent zijn opgelijst in het technisch reglement met betrekking tot de vorming van de agenten voor de stralingsbescherming. De kosten voor deze opleidingen moeten door de werkgever worden gedragen. De keuze van de organisatie of vormingsinstituut waar de vorming kan plaatsvinden is vrij voor de exploitant. Het is echter de deskundige erkend in de fysische controle die de inhoud van de vorming dient goed te keuren.

Erkende deskundigen in de fysische controle

Eerst en vooral werden de vereisten inzake het basisdiploma herzien op basis van de onderwijshervorming die resulteerde uit het proces van “Bologna”. Daarnaast worden de opleidingsvolumes verder gespecifieerd en is een opleiding in de technologie en veiligheid vereist, wat vroeger niet uitdrukkelijk werd opgenomen in het ARBIS.

Een tweede wijziging is de invoering van nieuwe klassen van deskundigen erkend in de fysische controle voor de vervoersactiviteiten van gevaarlijke stoffen, namelijk de klassen T1 en T2. De deskundigen erkend in de fysische controle T1 mogen opdrachten uitvoeren in ondernemingen erkend voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7, in organisaties die betrokken zijn bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 en in ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor een onderbrekingssite. De deskundigen erkend in de fysische controle T2 mogen opdrachten uitvoeren in ondernemingen erkend voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 welke niet gekarakteriseerd zijn als splijtstoffen noch een corrosiviteitsrisico vertonen, in organisaties die betrokken zijn bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 en in ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor een onderbrekingssite.

Erkende instellingen voor fysische controle

De erkende instellingen voor fysische controle voeren geen opdrachten meer uit die aan hen werden gedelegeerd door de overheid. De erkende instellingen hebben als primair doel het uitvoeren van fysische controletaken voor de rekening van de exploitanten. Het gaat hier over taken die specifiek moeten uitgevoerd worden door deskundigen erkend in de fysische controle. Deze taken worden dan ook uitgevoerd door deskundigen erkend in de fysische controle in dienst van de erkende instelling.

De erkende instellingen voor fysische controle dienen erkend te worden door het FANC. De vereisten tot erkenning worden opgenomen in het herziene artikel 74 van het ARBIS. Rekening houdende met het feit dat zij optreden als dienstverlener voor de rekening van de exploitanten moeten zij beschikken over een geïntegreerd managementsysteem volgens een erkende norm. Dit heeft  als doel de kwaliteit van de diensten die de erkende instelling aan zijn klanten aanbiedt te garanderen.

Hoewel de erkende instelling geen deel meer uitmaakt van de regulator, werd er een geprivilegieerde samenwerking opgezet tussen de erkende instelling en het Agentschap. Om dit verder te ondersteunen werd een technisch reglement opgesteld met betrekking tot de voorwaarden en vereisten voor de erkende instellingen voor fysische controle. De huidige erkende instellingen wordt gevraagd om zo snel mogelijk hun erkenningsaanvraag in te dienen en zo te voldoen aan de voorwaarden en vereisten uit het technisch reglement.

Opdrachten gedelegeerd door FANC aan Bel V

Bel V is een filiaal van het Agentschap en is opgericht om toezichttaken aan op te dragen. Het nieuwe artikel 38 van het ARBIS neemt de bepalingen op die handelen over de taken die het FANC aan Bel V kan delegeren, de wijze waarop het FANC toezicht uitoefent op Bel V en de wijze waarop deze entiteit wordt gefinancierd.

Er dient een jaarlijks plan van controles en veiligheidsevaluaties opgesteld te worden dat  door Bel V dient te worden uitgevoerd. Dit plan omvat de regelmatige bezoeken die worden uitgevoerd in installaties van klasse I en klasse IIA. Daarnaast kan Bel V belast worden met de goedkeuring van bepaalde beslissingen van de diensten voor fysische controle en met de veiligheidsbeoordelingen van de vergunnings- en opleveringsbeoordelingen voor de installaties van klasse I en IIA. Daarnaast omvat het plan de veiligheidsbeoordelingen gelinkt aan de reglementaire bepalingen van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties. Het herziene ARBIS neemt op hoe Bel V zijn taken dient uit te voeren en hoe het Agentschap een toezicht uitoefent op Bel V.

Melden van significante gebeurtenissen

Het hoofd van de inrichting of het ondernemingshoofd is verplicht om in specifieke gevallen significante gebeurtenissen te melden aan het FANC. Onder ‘significante gebeurtenis’ verstaan we: elke gebeurtenis (met inbegrip van een menselijke fout, een bijna-ongeval, een niet toegestane handeling,…) die gevolgen heeft of zou kunnen hebben, indien deze niet goed beheerd zou worden, op de veiligheid, de stralingsbescherming, gezondheid en/of levenskwaliteit van een patiënt en het milieu. Hiervoor werd een technisch reglement opgesteld. Eens de significante gebeurtenis voldoet aan 1 of meer aangiftecriteria uit dit technisch reglement, moet ze aan het FANC worden gemeld. Indien de significante gebeurtenis uitsluitend betrekking heeft op stralingsbescherming, gezondheid en/of levenskwaliteit van een patiënt, gebeurt de aangifte onder de verantwoordelijkheid van de practicus die verantwoordelijk is voor de desbetreffende handeling.

De aangifte van de significante gebeurtenis moet binnen de 48 uur gebeuren na de gebeurtenis of de vaststelling ervan en dit op een daarvoor voorzien emailadres. Voor een aantal gebeurtenissen is het echter vereist om onmiddellijk aangifte te doen en dit via een geslaagd rechtstreeks contact. Deze specifieke gevallen worden eveneens opgelijst in het technisch reglement.

Wanneer de significante gebeurtenis het onderwerp moet uitmaken van een INES-evaluatie op basis van de opgelijste aangifte criteria, moet de deskundige in de fysische controle een voorstel van INES niveau overmaken aan het Agentschap.

Binnen een termijn van uiterlijk twee kalendermaanden vanaf de datum van de gebeurtenis of de vaststelling ervan, moet er ook een definitief verslag van de gebeurtenis overgemaakt worden aan het Agentschap.

Fysieke inventaris

Elke exploitant dient ten allen tijde een inventaris bij te houden van de aanwezige röntgentoestellen en radioactieve bronnen. Deze inventaris dient ook informatie te bevatten met betrekking tot de plaats waar het toestel of bron zich bevindt, informatie met betrekking tot de reglementaire controles die al dan niet werden uitgevoerd op dit toestel of de bron,…  Een deel van deze inventaris dient maandelijks op elektronische wijze overgemaakt te worden aan het Agentschap. Enkel als er niets werd gewijzigd aan de inventaris dient niks overgemaakt te worden.

Deze fysieke inventaris laat het Agentschap toe een beter zicht te krijgen over wat er werkelijk aanwezig staat op de site en dit te vergelijken met de vergunde inventaris. Dit laat het Agentschap eveneens toe gerichter te communiceren en een versterkt toezicht op de stralingsbescherming te garanderen.

Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen

Een aantal maatregelen met betrekking tot de organisatie van de fysische controle worden uitgesteld om exploitanten en ondernemingshoofden de mogelijkheid te bieden zich in die zin te organiseren. De inrichtingen van klasse I en IIA hebben hiervoor 1 jaar de tijd, inrichtingen van klasse II en III hebben hiervoor 2 jaar de tijd en voor ondernemingen of organisaties betrokken bij het vervoer van gevaarlijke stoffen van klasse 7 is hiervoor 18 maanden voorzien.

Indien exploitanten reeds beschikken over een gemeenschappelijke dienst voor fysische controle, moeten deze organisatie worden voorgelegd aan het Agentschap ter goedkeuring. Deze goedkeuring dient ten laatste tegen 1 juli 2019 verkregen te worden.

Voor wat betreft de erkenningen van de deskundigen erkend in de fysische controle, blijven bestaande erkenningen geldig tot de datum waarop hun huidige erkenning verstrijkt. Bij de vraag tot verlening van de erkenning moet worden aangetoond dat de deskundige permanente vorming heeft gevolgd zoals voorzien in het nieuwe systeem. Zij worden echter vrijgesteld van de eisen inzake de initiële opleiding. Nieuwe deskundigen, die voor het eerst hun erkenning aanvragen, dienen te voldoen aan alle vereisten.

Alle andere bepalingen zijn in voege vanaf 31 december 2018.

Meer weten: