Voorstel van wijziging aan art. 3.1.van het ARBIS

3.1. Indeling van de inrichtingen

De inrichtingen waar handelingen bedoeld in het eerste lid van artikel 1 worden uitgevoerd, worden [, ook tijdens hun buitenbedrijfstelling,] in één van de volgende klassen ingedeeld:

Art. 3.1.c) klasse III: voor zover zij niet tot klasse I of II behoren, de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende installaties zijn ondergebracht:

  1. De installaties waar radioactieve stoffen worden gebruikt of in het bezit gehouden, onder de vorm van radioactieve afvalstoffen inbegrepen, en dit in omstandigheden die geen aanleiding geven tot een vrijstelling, met toepassing van artikel 3.1.d);
  2. De installaties waar toestellen die ioniserende stralingen kunnen voorbrengen gebruikt worden die niet vermeld worden in artikel 3.1.b) en geen aanleiding geven tot een vrijstelling met toepassing van artikel 3.1.d).

Art. 3.1.d) klasse IV, of de klasse die is vrijgesteld van aangifte en van vergunning: de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende handelingen worden uitgevoerd:

1. Met uitzondering van de handelingen beschreven in de punten 3.b) en d) van het artikel 3.1.b), het in gebruik nemen of het in bezit houden van radioactieve stoffen, onder niet-ingekapselde of ingekapselde vorm, radioactieve afvalstoffen inbegrepen, waarvan

a. de totale activiteit de vijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA niet overschrijdt;
   of,
b. voor hoeveelheden van maximum 1 ton , de activiteitsconcentratie  de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA , niet overschrijdt;
    of, 
c. voor hoeveelheden groter dan 1 ton, de activiteitsconcentratie de niveaus vastgelegd in tabel A van bijlage IB niet overschrijdt;
    of,
d. een studie met representatieve blootstellingscenario’s aantoont dat de effectieve dosis die per jaar door een lid van de bevolking opgelopen kan worden 10 microsievert of minder is.

De toepassingscriteria worden beschreven in de bijlagen IA en IB, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden.

2. Het in gebruik nemen of het in bezit houden van toestellen, die radioactieve stoffen bevatten, voor de beeldvorming van de verdeling van radioactieve stoffen in het lichaam van een persoon of dier in een installatie die gedekt wordt artikel  3.1.b)3.b voor zover alle onderstaande voorwaarden voldaan zijn:

  • de aanwezigheid van de radioactieve stoffen is het gevolg van het gebruik van materialen voor de detectie van ioniserende stralingen die natuurlijke radionucliden bevatten;
  • de hoeveelheden van de radionucliden per toestel overschrijden in hun totaliteit of per eenheid van massa de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA niet;
  • de structuur van het toestel verhindert dat, bij normaal gebruik, er enige verspreiding van radioactieve stoffen in de omgeving kan zijn.

3. Het gebruik van kathodestraalbuizen, bestemd voor de visuele beeldweergave.

4. Het gebruik van om het even welk toestel dat werkt met een potentiaalverschil dat kleiner is of gelijk is aan 30 kV, voor zover voldaan is aan alle onderstaande voorwaarden:

  • het toestel is volledig afgeschermd en de stralingsbundel is bij normaal gebruik, onderhoud van het toestel inbegrepen, niet toegankelijk waardoor er zich op geen enkel moment een lichaamsdeel in de stralingsbundel kan bevinden
  • de afmetingen van het toestel zijn zodanig zijn dat er zich geen persoon binnen in  het toestel kan bevinden.
  • bij normaal gebruik veroorzaakt het toestel op geen enkel punt op 0,1 m van de bereikbare buitenzijde ervan een dosistempo dat groter is dan 1 microsievert per uur.

5. Het in gebruik nemen en het in bezit houden van consumptiegoederen die radioactieve stoffen bevatten, waarvan het gebruik overeenkomstig artikel 65.3 werd toegelaten en vrijgesteld van voorafgaande vergunning.

6. Het in gebruik nemen of het in bezit houden van de radionucliden Nd-144, Sm-147, Rb-87, In-115 en Re-187, welke ook de beschouwde hoeveelheden zijn.

7. Het in gebruik nemen of in bezit houden van natuurlijk en verarmd uraan evenals van natuurlijk thorium voor zover deze stoffen voorkomen in hoeveelheden van minder dan of gelijk aan respectievelijk 5 MBq en 50 kBq. In grotere hoeveelheden dan deze grenzen, worden deze inrichtingen in klasse III gerangschikt.

De handelingen die als klasse IV worden ingedeeld, zijn steeds vrijgesteld van vergunning, ook al bevinden deze zich in inrichtingen van klasse I, II of III.